ECLI:NL:RBOVE:2023:5375 - PONT Zorg&Sociaal (2024)

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 maart 2023.

De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.C.C. Berendsen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen, naar voren is gebracht.

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 28 april 2022, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

Parketnummer 08.059021.22

mishandeling van [slachtoffer] op 8 maart 2022;

Parketnummer 08.094119.22

1. zware mishandeling dan wel poging daartoe dan wel mishandeling van zijn levensgezel [slachtoffer] op 8 april 2022;

2. het overtreden van een gedragsaanwijzing door zich niet aan een gebieds- en contactverbod te houden.

Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:

Parketnummer 08.059021.22

hij op of omstreeks 8 maart 2022 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door haar een of meerdere malen te duwen, in/op/tegen het gezicht, althans lichaam, te slaan en/of tegen haar ribben te schoppen.

Parketnummer 08.094119.22

1.

hij op of omstreeks 8 april 2022 te Zwolle aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meer blauwe plekken en/of een gebroken neus en/of een gebroken oogkas, heeft toegebracht, door [slachtoffer] een of meerdere malen met kracht in/tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 april 2022 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met zijn gebalde vuist(en), met kracht, in/tegen het gezicht/hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft gestampt/geslagen en/of

meerdere malen althans eenmaal tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen/getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 8 april 2022 te Zwolle, zijn levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door meerdere malen met zijn gebalde vuist(en), met kracht, in/tegen het gezicht/hoofd van [slachtoffer] te stampen/slaan en/of tegen haar lichaam te slaan/trappen/schoppen;

2.

hij in of omstreeks de periode van 09 maart 2022 tot en met 11 april 2022 te Zwolle,

in elk geval in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2022 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, inhoudende dat hij, verdachte, zich (zonder nadrukkelijke toestemming van Veilig Thuis) dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en/of zich niet in/rondom de woning gelegen aan de [adres 2] mag bevinden/ophouden, immers heeft verdachte (telkens) contact gezocht en/of gehouden met genoemde [slachtoffer] en/of heeft verdachte de genoemde woning (telkens) betreden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat de in de zaak met parketnummer 08.059021.22 ten laste gelegde mishandeling, de in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder 2 ten laste gelegde overtreding van een gedragsaanwijzing, wettig en overtuigend bewezen zijn.

Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd, aangezien het door de verdachte toegebrachte letsel niet kan worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel.

4.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de hem in de zaak met parketnummer 08.059021.22 ten laste gelegde mishandeling omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Verdachte dient volgens de raadsman ook van de in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 1 primair ten laste gelegde zware mishandeling en de onder 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman primair aangevoerd dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, subsidiair dat het toegebrachte letsel niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel heeft gehad.

Ten aanzien van de onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en ten aanzien van het in de zaak met parketnummer onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat verdachte niet opzettelijk in strijd met de gedragsaanwijzing heeft gehandeld.

4.3 Het oordeel van de rechtbank

Parketnummer 08.059021.22

Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer] op 8 maart 2022 op de parkeerplaats en in haar woning heeft mishandeld.

De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Hieruit blijkt onder meer dat verdachte haar bij de auto op de parkeerplaats bij haar woning met kracht op de grond heeft geduwd, dat verdachte haar later bij haar woning naar binnen heeft geduwd en dat hij haar daar meerdere malen krachtig met een vuist in haar gezicht heeft geslagen, dat zij daardoor op de grond is gevallen en dat verdachte haar toen nog meerdere malen met veel kracht in haar buik en ribben heeft geschopt.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaring te twijfelen. Haar verklaring wordt ondersteund door het proces-verbaal van aanhouding, waaruit blijkt dat de verbalisanten hebben waargenomen dat aangeefster een zwelling en een open wondje op haar neus had en dat zij een rode plek op haar voorhoofd had.

Haar verklaring wordt verder ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 1] die heeft gezien dat aangeefster zich op de parkeerplaats van verdachte los wrong en daardoor op de grond viel, en ook door de verklaring van getuige [getuige 2] die geschreeuw en het geluid van een harde klap uit de woning van aangeefster hoorde en een vrouw in paniek hard hoorde gillen, waarna hij een man met een Maxi Cosi in zijn hand de woning zag verlaten. De rechtbank stelt vast dat dit overeenkomt met het feit dat verdachte bij zijn aanhouding zijn toentertijd twee maanden oude dochter bij zich had.

Tot slot wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door het feit dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij op 8 maart 2022 met aangeefster in haar woning is geweest en dat zij ruzie hadden.

Verdachte heeft voor het bij aangeefster aangetroffen letsel een alternatief scenario geschetst, kort inhoudende dat aangeefster aan het portier van zijn auto trok, dat verdachte het portier toen heeft ontgrendeld en dat het portier toen tegen haar hoofd is geklapt waardoor zij op de grond is gevallen.

De rechtbank acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Uit het procesdossier en het verhandelde ter zitting is niets gebleken wat dit scenario ondersteund. Dit scenario is bovendien strijdig met wat getuige [getuige 1] heeft gezien, namelijk dat aangeefster uit de auto sprong.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de mishandeling op 8 maart 2022 heeft begaan.

Parketnummer 08.094119.22 feit 1:

De rechtbank stelt op grond van de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen vast dat verdachte zich op 8 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde gewelddadige gedragingen. De rechtbank gaat voor wat betreft de feitelijke toedracht uit van de verklaring van aangeefster [slachtoffer] . Hieruit blijkt dat [slachtoffer] , terwijl verdachte met de moeder van [slachtoffer] aan de telefoon was, haar moeder in paniek heeft toegeschreeuwd waar haar moeder bleef aangezien [slachtoffer] kort daarvoor door verdachte met de platte hand op haar gezicht was geslagen na een discussie over de plaatsing van hun dochter [naam] in een pleeggezin.

Uit haar verklaring blijkt verder dat verdachte tijdens dit telefoongesprek op haar af rende, haar 6 tot 8 keer met volle kracht met zijn vuisten sloeg terwijl zij op de bank zat, en dat hij haar daarbij sloeg zoals hij in de ring staat en dat hij daarbij ook door sloeg.

De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de door [slachtoffer] afgelegde verklaring te twijfelen. Haar verklaring wordt ondersteund door de op 14 april 2022 door de forensisch arts in opleiding T.M. Wemeijer en de forensisch arts W. Duijst opgemaakte letselbeschrijving, waaruit onder meer blijkt dat [slachtoffer] acht letsels aan het hoofd, twee letsels aan de hals en ook een letsel aan de linker bovenarm heeft opgelopen. Verder blijkt uit de medische gegevens uit het ziekenhuis dat bij [slachtoffer] sprake is van een gebroken neus en een gebroken oogkas links (blow-out fractuur).

De verklaring van [slachtoffer] wordt ook ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige 3] die verdachte op 8 april 2022 tussen 17:00 uur en 19:00 uur op de trap bij de woning van [slachtoffer] heeft gezien.

De verklaring van aangeefster wordt ook ondersteund door de verklaringen van buurtbewoners die in de periode voorafgaand aan het voorval vaak ruzie, geschreeuw en hulpgeroep uit de woning van [slachtoffer] hebben gehoord.

Dat het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel zou zijn veroorzaakt door een val van de trap, zoals verdachte stelt, acht de rechtbank niet geloofwaardig op basis van de inhoud van de letselbeschrijving van 14 april 2022 waaruit blijkt dat de bij [slachtoffer] constateerde letsels worden veroorzaakt door de inwerking van stomp uitwendig geweld, zoals slaan en stoten. Naar het oordeel van de rechtbank passen deze letsels niet bij de door verdachte gegeven toedracht. Het ontstaan van het letsel past daarentegen wel bij door wat [slachtoffer] hierover heeft verklaard.

De vraag die vervolgens ter beantwoording voorligt, is hoe dit handelen van verdachte valt te kwalificeren in het licht van de tenlastelegging.

Parketnummer 08.094119.22 onder 1 primair:

Vrijspraak: geen zwaar lichamelijk letsel:

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. De rechtbank volgt het betoog van de raadsman dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat de gebroken neus is veroorzaakt door het ten laste gelegde, aangezien in de letselverklaring staat dat het onbekend is of de scheefstand van de neus pre-existent is.

Het overige ten laste gelegde lichamelijke letsel, waaronder een gebroken linker oogkas, is weliswaar fors te noemen, maar medisch ingrijpen was niet noodzakelijk en alle letsels genezen volgens de forensisch artsen binnen circa drie weken.

Het letsel rondom het linker oog (letsel 4) geneest volgens de artsen mogelijk met littekenvorming, maar aangezien het dossier hierover geen nadere informatie bevat is dit onvoldoende om dit letsel als zwaar lichamelijk letsel aan te merken.

Het voorgaande betekent dat verdachte van het primair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.

Parketnummer 08.094119.22 onder 1 subsidiair:

Voor een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde dient bij verdachte sprake te zijn geweest van opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, op zijn minst in voorwaardelijke vorm. Op basis van het navolgende komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte wel voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster had.

Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval zwaar lichamelijk letsel bij aangeefster [slachtoffer] – is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden.

De wijze waarop de verdachte met zijn vuisten meermalen in het gezicht van [slachtoffer] heeft geslagen, maakt dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers, het hoofd is een vitaal en kwetsbaar deel van het (menselijk) lichaam dat – gelet op de vastgestelde letsels aan het hoofd van [slachtoffer] – ook meermalen met kracht door de verdachte is geraakt. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte jarenlang op hoog niveau heeft gekickbokst en dat het met veel kracht geven van vuistslagen in het gezicht door een geoefende vechtsporter in de regel nóg sneller zwaar lichamelijk letsel kan opleveren.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Parketnummer 08.094119.22 onder 2:

Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.

Verdachte heeft op 9 maart 2022 een gedragsaanwijzing uitgereikt gekregen. Verdachte wist daarom dat hem een gedragsaanwijzing was opgelegd. In deze gedragsaanwijzing is hem bevolen dat hij zich voor een periode van 90 dagen zal onthouden van het contact met [slachtoffer] , dat hij zich niet binnen een straal van 500 meter van haar woning mag ophouden en dat hij haar woning niet zal betreden.

Deze gedragsaanwijzing is conform artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gegeven vanwege de vrees voor ernstig belastend gedrag van verdachte tegen [slachtoffer] in verband met verdenking van mishandeling.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het contactverbod met [slachtoffer] heeft overtreden omdat zij in de periode dat dit contactverbod gold op eigen initiatief bij hem in zijn woning is gekomen. Ook [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte en zij het contactverbod hebben overtreden. Daarnaast heeft [slachtoffer] verklaard dat verdachte op 8 april 2022 ook in haar woning is geweest, zodat hij ook het gebiedsverbod heeft overtreden.

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte stelt dat het contact met [slachtoffer] in overleg met Veilig Thuis heeft plaatsgevonden, dat verdachte daarom dacht dat hij toestemming had en dat verdachte gelet hierop niet opzettelijk heeft gehandeld.

De rechtbank verwerpt dit verweer nu het dossier voor deze stelling geen enkel aanknopingspunt biedt. De omstandigheid dat [slachtoffer] vrijwillig in contact is gekomen met verdachte, maakt niet dat deze gedragsaanwijzing om die reden niet meer zou gelden. Indien daarover bij verdachte onduidelijkheid heeft bestaan, had het op zijn weg gelegen hiernaar te informeren bij de officier van justitie die hem de gedragsaanwijzing destijds heeft gegeven.

Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

4.5 De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:

Parketnummer 08.059021.22

hij op 8 maart 2022 te Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door haar meerdere malen te duwen en in het gezicht te slaan en tegen haar ribben te schoppen.

Parketnummer 08.094119.22 :

1 subsidiair.

hij op 8 april 2022 te Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan zijn levensgezel [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meerdere malen met zijn gebalde vuisten, met kracht, in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] heeft geslagen en meerdere malen tegen het lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij in de periode van 9 maart 2022 tot en met 11 april 2022 te Zwolle, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel, b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 9 maart 2022 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland, inhoudende dat hij, verdachte, zich (zonder nadrukkelijke toestemming van Veilig Thuis) dient te onthouden van contact met [slachtoffer] en zich niet in/rondom de woning gelegen aan de [adres 2] mag bevinden/ophouden, immers heeft verdachte (telkens) contact gezocht met genoemde [slachtoffer] en heeft verdachte de genoemde woning betreden.

De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:

Parketnummer 08.059021.22

het misdrijf: mishandeling;

Parketnummer 08.094119.22

1. subsidiair: het misdrijf: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;

2. het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering, meermalen gepleegd.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.1 De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 359 dagen, met aftrek van de periode die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld (hierna: TBS) en van overheidswege wordt verpleegd en dat deze maatregel als een ongemaximeerde maatregel wordt opgelegd.

Volgens de officier van justitie kan op basis van in 2011 en 2014 uitgebrachte pro Justitia rapportages worden geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, en kan op basis van het door drs. B.Y. van Toorn, GZ-psycholoog, op 4 juli 2022 uitgebracht pro Justitia rapport, het reclasseringsadvies van 6 juli 2022, en het feit dat verdachte blijft recidiveren, worden geconcludeerd dat deze stoornis ten tijde van het begaan van de bewezen verklaarde feiten nog steeds aanwezig is, dat deze feiten onder invloed van deze stoornis zijn begaan en dat deze feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.

7.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van het beperkte onderzoek in het PBC en de in het dossier aanwezige pro Justitia rapporten niet kan worden vastgesteld dat er bij verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Dat een dergelijke stoornis ten tijde van het plegen van deze feiten aanwezig was, is evenmin op andere wijze aannemelijk geworden. Daarom kan volgens de raadsman geen TBS-maatregel worden opgelegd. De raadsman heeft hij bepleit te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en opgemerkt dat verdachte open staat voor hulp in het kader van bijzondere voorwaarden.

7.3 De gronden voor een straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.

Verdachte heeft zijn toenmalige partner in haar woning mishandeld en een maand later heeft hij haar opnieuw in haar woning mishandeld, waarbij hij de laatste maal heeft geprobeerd haar zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hierbij heeft hij ook de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing overtreden door zich niet te houden aan het contact- en locatieverbod die hem na de eerste mishandeling waren opgelegd.

Verdachte heeft door zijn handelwijze niet alleen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar hij heeft ook een gevoel van onveiligheid bij haar teweeggebracht. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, ook door de omstandigheid dat dit feit zich in de huiselijke sfeer heeft voorgedaan in het bijzijn van hun kind. Het behoeft geen betoog dat gezinsleden zich thuis bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met een uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 23 februari 2023 waaruit blijkt dat verdachte op 28 juni 2021 en 1 februari 2019 eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld en dat hij daarnaast voor een verscheidenheid aan delicten is veroordeeld, waaronder ook geweldsdelicten. Gelet hierop kan gesproken worden van een patroon van (huiselijk) geweld.

Geen TBS

De maatregel van TBS kan door de rechter worden opgelegd wanneer is voldaan aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Eén van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte op het moment van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast moet het feit zien op een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Ook moet de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen zodanig in gevaar zijn dat het opleggen van de maatregel is vereist. Voor oplegging van de maatregel is verder vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a, tweede lid, Sr). Indien een verdachte, zoals in dit geval, zijn medewerking aan een onderzoek door gedragsdeskundigen heeft geweigerd, vervalt voor het opleggen van de maatregel van TBS de eis van een (volwaardig) multidisciplinair onderzoek (artikel 37a, vierde lid, Sr). Het blijft vereist dat door de rechter vastgesteld moet worden dat sprake is van een psychische stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachte ten tijde van het plegen van het feit. Zonder deze vaststelling kan de rechtbank geen TBS opleggen.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de op 4 juli 2022 uitgebrachte pro Justitia rapportage door drs. B.Y. van Toorn, GZ- psycholoog, waarin is geadviseerd om verdachte op te laten nemen in het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) omdat hij weigerde mee te werken aan het onderzoek en er bij Van Toorn grote zorgen bestaan over de kans op recidive.

Vervolgens heeft de rechtbank een bevel ter overbrenging ter observatie naar het PBC gegeven. Dit heeft geresulteerd in een multidisciplinaire rapportage van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP), locatie hierna: PBC van 10 maart 2023, opgesteld door R. Haveman, GZ-psycholoog en C.A.M. van der Meijs, psychiater.

De deskundigen Haveman en Van der Meijs hebben in het PBC rapport onder meer het volgende geschreven:

Verdachte weigert zijn medewerking aan het onderzoek te geven. Het contact is te beperkt om persoonlijkheidsaspecten en een aantal psychische functies voldoende te kunnen onderzoeken. Er zijn geen aanwijzingen dat de weigering van verdachte voortkomt uit pathologische gronden.

Het onderzoek is over het geheel beschouwd, vanwege de weigerende houding van verdachte het geringe zicht dat is verkregen op zijn persoonlijk functioneren en innerlijke

belevingen en het onvolledige milieuonderzoek, beperkt gebleven. Het onderzoek kan naast

de - beperkte - klinische bevindingen slechts gebaseerd worden op de collaterale informatie

van een psychologische pro Justitia-rapportage uit december 2011 (die onderdeel was van

een dubbel onderzoek waarbij betrokkene zijn medewerking niet wilde verlenen aan het

psychiatrische onderzoek), en een enkelvoudige psychologische pro Justitia-rapportage uit

juni 2011. In 2014 weigerde hij zijn medewerking te verlenen aan pro Justitia dubbel onder-

zoek. Aangaande het huidige ten laste gelegde is eerder dit jaar door psycholoog B.Y. van

Toorn getracht verdachte te onderzoeken, maar ook toen weigerde hij zijn medewerking te

verlenen. Over verdachte zijn vanaf 2018 verschillende reclasseringsrapportages opgesteld,

waaronder berichtgeving van een intake bij forensische polikliniek De Tender van Trans-

fore. De referenten die door milieuonderzoeker zijn benaderd reageerden niet op schriftelijke

verzoeken of wilden geen informatie verstrekken.

Vanuit de groepsobservatie komt verdachte naar voren als een rustige, vriendelijke, behulp-

zame man die zich gereserveerd opstelt. Hij wordt als prettig in het contact ervaren. Een verdiepend contact valt niet echt met hem te krijgen omdat verdachte op zijn hoede is aangaande het onderzoek.

Gedurende de gehele observatieperiode blijft verdachte zich normaal gedragen, ondanks de spanningen die hij ervaart met de provocerende groepsgenoot.

Bij polikliniek De Tender van Transfore heeft verdachte in december 2020 een intake gehad en daarna ambulante behandeling gevolgd tot juli 2021. Er werden aanwijzingen gezien voor antisociale persoonlijkheidstrekken. Ook waren er vermoedens van aanwezigheid van LVB-problematiek (lichte verstandelijk beperking), omdat verdachte vooral bij toename van stress het overzicht verloor.

Tijdens de observatie in het PBC zijn geen problemen zichtbaar geweest wat betreft de

impulscontrole en agressieregulatie. Vanuit het milieuonderzoek komt naar voren dat het

verdachte in relaties regelmatig niet goed lukt om zichzelf onder controle te houden.

Duidelijk is dat hij zich aan de oppervlakte aangepast gedraagt maar dat hij in relaties

telkens tegen zijn agressie- en/of emotieregulatie probleem aanloopt.

Verdachte heeft ogenschijnlijk niet veel antisociale cognities, maar in relaties is zijn agressie de afgelopen jaren wel telkens een opvallend probleem gebleken. Ook de voorgeschiedenis wijst uit dat er al sprake was van agressieregulatie problematiek sedert het twaalfde levensjaar. In de relaties wil hij mogelijk de controle hebben. Wanneer de partner zich daar niet in voegt ontstaan vervolgens de problemen. Onderliggend zou zeker persoonlijkheidsproblematiek ten grondslag kunnen liggen aan het patroon van huiselijk geweld, maar het probleem is dat onderzoekers niet alleen verdachtes persoonlijkheid onvoldoende hebben kunnen onderzoeken, maar daarbij ook onvoldoende zicht hebben gekregen op de invloed van situationele factoren op deze relatieproblemen en het patroon van huiselijk geweld. Uit het milieuonderzoek is naar voren gekomen dat verdachtes laatste twee relaties vrouwen betroffen die vermoedelijk kampten met veel eigen problemen.

Uit het milieuonderzoek valt verder op te maken dat het gebruik van alcohol het risico op

agressie bij betrokkene doet toenemen. Een stoornis in alcoholgebruik kan vanwege het

gemankeerde onderzoek niet worden vastgesteld, maar zeker ook niet worden uitgesloten.

Hetzelfde geldt voor een stoornis in cannabisgebruik.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat onderzoekers een psychische stoornis bij verdachte

niet met zekerheid kunnen vaststellen, noch deze met zekerheid kunnen uitsluiten. Als gevolg hiervan kunnen onderzoekers niet tot de beantwoording van de diagnostische vraagstelling komen. Of sprake is van een (forensisch relevante) psychische stoornis is niet duidelijk geworden. Evenmin is duidelijk geworden in hoeverre mogelijke psychische beperkingen een rol hebben gespeeld ten tijde van het ten laste gelegde.

Er is onvoldoende zicht verkregen op onder andere de aard van de emotie- en agressie-regulatieproblematiek en verdachtes persoonlijkheid. Bovendien kon niet met verdachte worden gesproken over de ten laste gelegde feiten. Hierdoor missen de onderzoekers zowel zicht op het psychisch functioneren van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde als zicht op het delictscenario, waardoor in dit onderzoek de vraag of de eventuele psychische stoornnis verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloedde niet worden beantwoord.

Op grond van het milieuonderzoek (de historische gegevens) heeft verdachte een hoog

risicoprofiel voor recidive van geweldsdelicten naar zijn partner, dan wel zijn ex-partners. Door gebrek aan essentiële informatie en medewerking van verdachte is er slechts

beperkt zicht gekomen op verdachte en komen onderzoekers niet tot vaststelling van

de aard van eventuele persoonlijkheidspathologie en/of een posttraumatische stress-stoornis

en/of stoornis(sen) in middelengebruik. In het verlengde hiervan is het niet mogelijk om tot

een beoordeling te komen van het eventueel pathologisch bepaalde recidiverisico.

Aangezien er slechts summiere informatie over het leven van verdachte bekend is en er geen stoornis bij hem kan worden vastgesteld, valt de HCR-20V3 bij betrokkene niet voldoende betrouwbaar af te nemen. De SAPROF laat slechts een beperkt aantal beschermende factoren zien.

Al met al is het niet mogelijk om - vanwege de beperkingen van het onderzoek - te komen tot

voldoende betrouwbare uitspraken over recidiverisico’s van feiten als ten laste gelegd.

Het voorgaande betekent dat de vraag welke aanbevelingen zijn te doen voor interventies die het eventuele recidivegevaar kunnen beperken niet kan worden beantwoord en dat onderzoekers niet tot een eventueel behandeladvies binnen een juridisch kader kunnen komen.

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat door voormelde deskundigen onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis die ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bestond.

De rechter heeft echter een eigen verantwoordelijkheid waar het betreft de vaststelling of bij verdachte ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.

De rechtbank zag zich daarom voor de vraag gesteld of op grond van de overige dossierstukken en de oude pro Justitia rapportages desondanks kan worden vastgesteld dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis die ten tijde van het plegen van de strafbare feiten bestond.

De rechtbank heeft in dit kader kennisgenomen van:

- de pro Justitia rapportage van dr. T.W.D.P. van Os, psychiater/psychoanalyticus van 1 december 2014;

- de pro Justitia rapportage van drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog van 17 december 2014;

- de pro Justitia rapportage van G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater van 10 november 2011;

- de pro Justitia rapportage van K.T.E. Záslós, GZ-psycholoog, van 6 december 2011.

Verdachte heeft ook geweigerd om mee te werken aan voormelde onderzoeken. Hij heeft bij laatstgenoemd onderzoek, dat heeft plaatsgevonden toen hij 17 jaar was, enkel aan het eerste gesprek meegewerkt en hierna niet meer aan het onderzoek willen meewerken.

In het laatstgenoemde rapport van 6 december 2011 heeft K.T.E. Záslós onder meer geschreven:

”Bij betrokkene is sprake van een gedragsstoornis NAO. Hiermee samenhangend vertoont hij een zwakke impuls- en agressieregulatie, een zelfbepalende houding, beperkte copingstrategieën in probleemsituaties en een onrijp functionerend geweten. In de periode voor zijn aanhouding was er sprake van misbruik van cannabis (…) Factoren die van belang zijn voor de kans op recidive zijn: zijn zwakke impuls- en agressieregulatie, zijn zelfbepalende houding en beperkte copingstrategieën in probleemsituaties. In stressvolle omstandigheden is betrokkene geneigd de oorzaken van zijn problemen in sterke mate buiten zichzelf neer te leggen. Betrokkene voelt zich meer slachtoffer dan dader en zoekt hiermee een rechtvaardiging voor zijn handelswijze, waarbij hij onvoldoende stilstaat bij de negatieve gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Zijn empathisch vermogen schiet op die momenten tekort. Door zijn lacunaire gewetensontwikkeling is hij onvoldoende in staat om zichzelf in zijn negatief handelen bij te sturen. Zijn middelen gebruik heeft in probleemsituaties een ontremmend effect op zijn toch al zwakke impulsregulatie”.

Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de rapportage niet voldoende aannemelijk geworden dat er bij verdachte ook ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond.

Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat dit onderzoek meer dan 11 jaar geleden heeft plaatsgevonden, op basis van één gesprek plaatsvond en dat verdachte toen 17 jaar oud was.

Ook op grond van de overige dossierstukken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat een stoornis bij verdachte zeer waarschijnlijk aanwezig is zodat de rechtbank een stoornis niet kan vast stellen.

De rechtbank concludeert dan ook dat niet aan de voorwaarden voor het opleggen van TBS met verpleging van overheidswege wordt voldaan. De rechtbank volgt de officier van justitie daarom niet in haar eis om naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ook de TBS- maatregel op te leggen

Wel gevangenisstraf:

De rechtbank heeft verder kennis genomen van het advies van Reclassering Nederland van 16 maart 2023. In dit rapport schrijft de reclassering dat er onvoldoende zicht is verkregen op de aard van de emotie- en agressieregulatieproblematiek en op de persoonlijkheid van verdachte.

De reclassering ziet geen mogelijkheid om in ambulant kader voorwaarden te adviseren die bijdragen aan het voorkomen van recidive/delictgedrag. Voor een klinisch traject ontbreekt een diagnostische onderbouwing/diagnostiek.

De reclassering ziet daarom geen mogelijkheid om voor verdachte een plan van aanpak op te stellen, waarvan een gedragsveranderende werking kan worden uitgegaan.

Door de reclassering wordt geadviseerd om verdachte geheel af te straffen en aan hem geen bijzondere voorwaarden op te leggen.

Verder wordt door de reclassering in overweging gegeven aan verdachte een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen, met een gebieds- en contactverbod, die dadelijk uitvoerbaar is.

De rechtbank ziet gelet op alle omstandigheden van het geval aanleiding om een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op leggen. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk, omdat de aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, zijn niet aanwezig.

Voor een voorwaardelijk strafdeel met eventuele bijzondere voorwaarden ziet de rechtbank,

gelet op de reeds door verdachte doorgebrachte tijd in voorlopige hechtenis, geen ruimte meer.

De rechtbank ziet evenmin aanleiding voor een vrijheidsbeperkende maatregel.

Alles afwegend zal aan verdachte een gevangenisstraf worden opgelegd voor de duur van één jaar.

8.1 Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering van 10 maart 2022 tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Overijssel, te Almelo van 9 september 2020 met parketnummer 08-219516-20, omdat deze vordering al bij beslissing van de enkelvoudige kamer van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo van 8 maart 2022 is toegewezen en toen de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf van 2 weken is gelast.

8.2 Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft eveneens verzocht om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.

8.3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu gebleken is dat deze vordering reeds bij voormelde beslissing van 8 maart 2022 is toegewezen.

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op het artikel 63 Sr.

De rechtbank:

vrijspraak

- verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;

bewezenverklaring

- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08.059021.22 en het in de zaak met parketnummer 08.094119.22 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;

- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feiten

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;

- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

Parketnummer 08.059021.22

het misdrijf: mishandeling;

Parketnummer 08.094119.22

Feit 1 subsidiair: het misdrijf: poging tot zware mishandeling, begaan tegen zijn

levensgezel;

Feit 2: het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven

krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering,

meermalen gepleegd.

strafbaarheid verdachte

- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) jaar;

- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf;

vordering tot tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf met parketnummer 08-219516-20

- verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering.

Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. W.W. van Tol, rechters, in tegenwoordigheid van A. Lautenbag, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2023.

Mr. S.H. Peper is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Bijlage bewijsmiddelen

Leeswijzer

Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.

Parketnummer 08.059021.22

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossier pagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van politie eenheid Oost-Nederland met nummer PL0600-2022103134. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

1. Het proces-verbaal aangifte van 21 maart 2022 (aanvullend stuk), inhoudende de door [slachtoffer] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 8 maart 2022 is [verdachte] uit de auto gestapt en drukte hij mij met kracht op de grond. Later duwde hij mij hard bij mijn woning binnen. Hij sloeg mij meerdere malen met een vuist op mijn gezicht en raakte mij onder andere op mijn neus en kaak. Hij sloeg hard. Ik viel op de grond en hij trapte mij meerdere malen in mijn buik en ribben. Dit deed hij met veel kracht. Ik heb nog steeds last van mijn ribben en buik. Het geweld dat op mij werd uitgeoefend veroorzaakte pijn en letsel.

2. Het proces-verbaal verhoor getuige van 8 maart 2022, pagina’s 19 en 20, inhoudende de door [getuige 1] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 8 maart 2022 zag ik vanuit mijn woning aan de [adres 3] dat een vrouw op de parkeerplaats uit een auto sprong, dat een man uitstapte en haar probeerde tegen te houden en haar optilde en met haar naar de passagierskant liep. De vrouw wrong zich los, waardoor ze op de grond viel. Ze lag op haar rug. Ik zag dat ze met haar handen haar hoofd beschermde. Ik zag dat de man over haar heen boog. Ik zag aan zijn houding dat hij heel boos was. Hij bleef haar indringend aankijken. Later zag ik dat ze samen de woning ingingen. Even later zag ik de vrouw op de galerij. Ik hoorde dat ze zei: "Bel de politie maar. Hij heeft mij weer geslagen".

4. Het proces-verbaal verhoor getuige van 8 maart 2022, pagina’s 21 en 22, inhoudende de door [getuige 2] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 8 maart 2022 zag in een vrouw voor de voordeur van de [adres 2] staan. Ik zag dat zij en haar vriend de woning in liepen. Ik hoorde geschreeuw vanuit deze woning. Dit was voornamelijk van de vrouw afkomstig. Ik hoorde dat zij riep: “Niet doen”. Ik hoorde een geluid alsof een deur hard werd dichtgegooid.

Ik zag dat de man de woning verliet en na ongeveer 1 minuut zag ik dat de man weer de woning in liep. Ik hoorde dat de vrouw in paniek aan het schreeuwen was. Ik hoorde een harde klap uit deze woning komen. Het geluid klonk alsof iemand bijvoorbeeld omver werd geduwd of werd geslagen. Tijdens en na dit geluid hoorde ik de vrouw in paniek gillen. Ik zag dat de man vervolgens de woning verliet met een Maxi Cosi in zijn hand.

5. Het proces-verbaal van aanhouding van 8 maart 2022, pagina’s 7 tot en met 9, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:

Op 8 maart 2022 spraken we [slachtoffer] in haar woning. Wij zagen dat zij heel emotioneel was, dat zij huilde en een zwelling en een open wondje op haar neus had. Wij zagen dat zij een rode plek op haarvoorhoofd had.

Zij vertelde dat zij op de parkeerplaats bij haar woning ruzie had gekregen met [verdachte] , dat zij door hem was geduwd en hierdoor op de grond was gevallen. Binnen in de woning kregen zij opnieuw ruzie waarbij hij haar in het gezicht had geslagen en in haar ribben had geschopt. Op 8 maart kwam [verdachte] samen met hun dochtertje terug bij de woning van [slachtoffer] en hielden wij hem aan.

6. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 21 maart 2023, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Op 8 maart 2022 was ik bij [slachtoffer] in haar woning. Wij hadden ruzie.

Parketnummer 08.094119.22

Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit proces-verbaal voorgeleiding rechter-commissaris van politie eenheid Oost-Nederland, met nummer PL0600-2022157214, met de daarbij gevoegde bijlagen. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar pagina’s van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Ten aanzien van feit 1:

7. Het proces-verbaal aangifte van 14 april 2022, pagina’s 13 tot en met 19, inhoudende de door [slachtoffer] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Op 8 april 2022 was [verdachte] bij mij in de woning. Hij rende op mij af en hij sloeg mij meerdere keren terwijl ik op de bank zat met zijn vuisten en hij sloeg door zoals hij in de ring slaat Het waren heel veel klappen.

Ik ben 6 tot 8 keer met volle kracht met de vuist geslagen. In het ziekenhuis zijn een breuk in mijn linker oogkas en een breukje in mijn neus vastgesteld.

8. Een (aanvullend) schriftelijk stuk, te weten een forensisch geneeskundige letselbeschrijving betreffende [slachtoffer] opgemaakt door T.M. Wemeijer, forensisch arts in opleiding onder supervisie van W. Duijst, forensisch arts van 14 april 2022, voor zover inhoudende:

Hoofd:

1) Rondom het rechter oog, vanaf de onderrand van de wenkbrauw tot binnenste oogrand, tot circa 1,8cm onder het oog en circa 1 cm aan de buitenzijde van het rechteroog, bevindt zich een scherpbegrensde ronde blauw-paars-gele huidverkleuring met onderliggende zwelling en een diameter van circa 4cm.

2) Rechts op het hoofd ter hoogte van de slaap bevindt zich een slecht begrensde ronde licht geel verkleurde zwelling met een doorsnede van geschat 2,5 cm.

3) Links op het voorhoofd bevindt zich een slecht begrensde ronde zwelling met een doorsnede van ca. 2,5 cm (fig. 1, blauwe cirkel).

4) Rondom het linker oog, vanaf de onderrand van de wenkbrauw, tot de neusbrug, circa 2,2cm onder het oog en circa 1,5cm aan de buitenzijde van het linkeroog, bevindt zich een blauw-paarse huidverkleuring met onderliggende zwelling en een grootte van circa

4,5x5,5cm.

5) In het linker oog, bevindt zich aan beide zijden van de pupil helder rode verkleuring van het oogwit.

6) Op de linker slaap op ongeveer 1 cm van de wenkbrauw bevindt zich een scherp begrensde lijnvormige met de wenkbrauw meebuigende huiddoorbreking en korstvorming, de huiddoorbreking heeft een grootte van circa 1,4x 0,2 cm (fig. 2 blauwe cirkel).

7) Op de linker slaap, tussen de hierboven beschreven huiddoorbreking en de haargrens, bevindt zich een scherp begrensd ovaal gebied met meerdere korstjes met een totale grootte van 0,5x0,4cm.

8) De gehele linker wang is gezwollen.

Er is een scheefstand van de neus. Onbekend is of dit pre-existent is.

Hals:

9) Aan de rechterzijde van de hals, in het midden tussen oorlel en sleutelbeen, bevindt zich een matig scherpbegrensde ovale blauw-gele huidverkleuring met een grootte van circa 4,5x2,5cm

10) De hals is diffuus gezwollen.

Linker arm:

11) Op de buitenzijde van de bovenarm, ongeveer 4cm boven de elleboogplooi, bevindt zich een onscherp begrensde grillige blauw-paarse huidverkleuring met een grootte van circa 4,5x2,5cm. (zie blauwe cirkel, figuur 10, bijlage A).

(…)

De CT-scan van het hoofd toont een gebroken neus en een gebroken oogkas links (blow-out fractuur).

Soort verwonding (beoordeling):

Uitwendig:

Letsel 1 t/m 4 en 8 t/m 10 zijn bloeduitstortingen met onderliggende zwelling. Bloeduitstortingen ontstaan door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan, (…) of stoten. Een zwelling is een onderhuidse ophoping van vocht of bloed. Zwelling kan optreden als gevolg van beschadiging van het weefsel onder de huid en kan ontstaan

door de inwerking van stomp uitwendig geweld zoals slaan (…) of stoten.

Letsel 5 is een bloeding van het oogwit. Een dergelijke bloeding (…) kan ontstaan door (…) door stomp uitwendig geweld zoals slaan (…) of stoten.

Letsel 6 is een huiddoorbreking. Dit is een barstwond. Een barstwond wordt veroorzaakt door stomp inwerkend geweld, zoals stoten, slaan (…) De huid wordt, door een externe kracht, samengedrukt tussen het object en het bot, waardoor de huid splijt.

Letsel 7 is een genezende schaafwond. Schaafletsel ontstaat door het schuren van de huid langs een ruw oppervlak of vice versa (…)

Inwendig:

- Een gebroken neus ontstaat door stomp uitwendig geweld zoals slaan, (…) of stoten.

- Een blow-out fractuur (gebroken oogkas) ontstaat door stomp uitwendig geweld waardoor de oogbol de oogkas wordt ingeduwd.

9. Het proces-verbaal verhoor getuige van 13 april 2022, pagina’s 37 en 38, inhoudende de door [getuige 3] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Ten aanzien van het incident op 8 april 2022 op de [adres 2] , het adres van die meid met die donkere jongen die niet een kindje hebben, verklaar ik als volgt.

Tussen 17:00 uur en 19:00 uur zag ik die donkere jongen op de trap. Ik zag dat zijn ogen niet goed waren. Hij keek agressief uit zijn ogen.

10 Het proces-verbaal bevindingen van 12 april 2022, pagina 39, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] , zakelijk weergegeven:

Op 12 april 2022 voerde ik een buurtonderzoek uit bij het adres [adres 2] . Een buurtbewoner verklaarde in de afgelopen maand tot anderhalve maand meerdere keren per week ruzie gehoord te hebben op het adres [adres 2] . Deze bewoner hoorde dan dat de vrouw hard schreeuwde dat klonk als doodangst.

Een andere bewoner verklaarde het idee te hebben dat het slachtoffer vaak geslagen wordt. Deze bewoner hoorde vaak lawaai en geschreeuw en hoorde ook vaker dat het slachtoffer help riep en dat het slachtoffer zei dat hij, de verdachte, op moest houden. Deze bewoner verklaarde ook dat een gezinslid van haar ongeveer twee wekten geleden heeft gezien dat verdachte het slachtoffer sloeg.

Ten aanzien van feit 2:

11. een geschrift, zijnde een gedragsaanwijzing (artikel 509hh Sv) van 9 maart 2022, pagina’s 44 en 45;

12. een geschrift, zijnde een akte van uitreiking waaruit blijkt dat de gedragsaanwijzing op 9 maart 2022 om 18:05 uur in persoon aan verdachte is uitgereikt.

13. Het proces-verbaal ter terechtzitting van 21 maart 2023, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:

Ik heb het contacverbod met [slachtoffer] overtreden. Zij is in de periode dat dit contactverbod gold bij mij in mijn woning gekomen.

14. Het proces-verbaal aangifte van 14 april 2022, pagina’s 13 tot en met 19, inhoudende de door [slachtoffer] , afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:

Wij hebben het contacverbod overtreden. Vrijdag 8 april 2022 was [verdachte] bij mij in de woning.

ECLI:NL:RBOVE:2023:5375 - PONT Zorg&Sociaal (2024)
Top Articles
Latest Posts
Article information

Author: Arline Emard IV

Last Updated:

Views: 5620

Rating: 4.1 / 5 (52 voted)

Reviews: 91% of readers found this page helpful

Author information

Name: Arline Emard IV

Birthday: 1996-07-10

Address: 8912 Hintz Shore, West Louie, AZ 69363-0747

Phone: +13454700762376

Job: Administration Technician

Hobby: Paintball, Horseback riding, Cycling, Running, Macrame, Playing musical instruments, Soapmaking

Introduction: My name is Arline Emard IV, I am a cheerful, gorgeous, colorful, joyous, excited, super, inquisitive person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.